Afval is een ruim begrip. Wat voor de één een afvalstof of bijproduct is, kan voor de ander een waardevolle grondstof zijn. In onze agrarisch-juridische praktijk zien we regelmatig discussies over hergebruik, met name van organische materialen zoals grasmaaisel of riet. Daarbij komt de vraag steeds terug: gaat het om afval, een bijproduct, einde-afvalstatus of voortgezet gebruik? Het onderscheid lijkt soms subtiel, maar heeft grote juridische en praktische gevolgen voor u als agrarisch ondernemer of verwerker.
Afval
De Wet milieubeheer definieert afvalstoffen als: “Afvalstoffen zijn alle stoffen, mengsels of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.” Dat klinkt duidelijk, maar in de praktijk blijkt het vaak een grijs gebied.
Moet ontdoen
In sommige gevallen is er geen twijfel: bepaalde stoffen staan op de Europese lijst en zijn altijd afval. Voorbeelden zijn DDT, asbest en andere kankerverwekkende stoffen. Als materialen (stoffen, mengsels of voorwerpen) (een van) zulke stoffen bevatten, bent u verplicht deze af te voeren naar een erkende verwerker.
Zich ontdoen of voornemen daartoe
Lastiger wordt het wanneer de vraag speelt of u zich vrijwillig ontdoet van een stof of dit van plan bent. Wanneer is sprake van een afval? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State benadrukt dat dit altijd afhangt van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn vooral uw intentie en het nut dat u nog ziet in de stof bepalend. Verder is belangrijk of de stof in kwestie voor u geen nut heeft of meer heeft, zodat deze stof een last is waarvan u zich wil ontdoen.
Als u zich ontdoet of voornemens bent dat te doen, gelden drie cumulatieve voorwaarden om te bepalen of het materiaal toch géén afvalstof is:
- het gebruik van het materiaal moet zeker zijn;
- het gebruik van het materiaal moet rechtmatig zijn; en
- het gebruik van het materiaal moet voldoende hoogwaardig zijn.
Het materiaal kan vervolgens een bijproduct zijn, dienen voor voortgezet gebruik of de status einde-afvalstof krijgen. Het onderscheid hiertussen is genuanceerd, maar niet zonder betekenis. Neem bijvoorbeeld een veehouder, die dagelijks onverkocht brood ophaalt bij de bakker. De veehouder gebruikt het brood als veevoer. Is dit een bijproduct, is er sprake van voortgezet gebruik of einde-afvalstatus? Voor bepaalde natuurlijke materialen gelden op grond van de Vrijstellingsregeling plantenresten bovendien uitzonderingen en is per definitie geen sprake van een afvalstof.
Bijproduct
Bij een productieproces komen vaak stoffen vrij die niet het primaire doel van de productie zijn. Deze worden niet als afvalstof gezien, maar als bijproduct, mits voldaan is aan de wettelijke voorwaarden:
- het is zeker dat de stoffen, mengsels of voorwerpen zullen worden gebruikt;
- deze kunnen onmiddellijk worden gebruikt zonder enige verdere behandeling anders dan die welke bij normale productie gangbaar is;
- deze worden geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; en
- verder gebruik is rechtmatig. Dit betekent dat de stoffen, mengsels of voorwerpen voldoen aan alle voorschriften over producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en dat gebruik niet zal leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.
Voorbeelden van bijproducten zijn:
- Bij het maaien van bermen (het productieproces) ontstaat bermgras (het residu). Als het schoon is en direct bruikbaar, kan het als bijproduct gelden in plaats van afvalstof.
- Het gebruik van uitgeperste sinaasappelschillen, als reststroom bij het persen van sinaasappelsap voor de productie van smaakstof voor de voedingsmiddelenindustrie.
Einde-afval
Sommige stoffen kunnen hun status van afvalstof verliezen doordat ze een bewerking of handeling ondergaan, die de stof opnieuw bruikbaar maakt. Deze bewerking of handeling zijn nuttige toepassingen. Afvalstoffen die een behandeling van recycling of andere nuttige toepassing hebben ondergaan, worden niet langer als afvalstoffen beschouwd, indien zij voldoen aan de volgende voorwaarden:
- de stoffen, mengsels of voorwerpen zijn bestemd om te worden gebruikt voor specifieke doelen;
- er is een markt voor of vraag naar de stoffen, mengsels of voorwerpen;
- de stoffen, mengsels of voorwerpen voldoen aan de technische voorschriften voor de specifieke doelen en aan de voor producten geldende wetgeving en normen; en
- het gebruik van de stoffen, mengsels of voorwerpen heeft over het geheel genomen geen ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.
Daar komt bij dat de begrippen ‘behandeling van recycling’ of ‘andere nuttige toepassing’ heel ruim worden opgevat. Zelfs een kleine visuele inspectie is al een behandeling van recycling.
Voorbeeld van einde-afvalstatus:
- Een persoon ziet in een grofvuilcontainer mooie houten platen liggen, die hij handig kan gebruiken voor zijn eigen bouwprojectje. Op het moment dat degene de platen aantreft in de container is het een afvalstof, omdat de oorspronkelijke houder zich hiervan heeft ontdaan. Als de nieuwe houder de platen meeneemt, hebben de platen de einde-afvalstatus bereikt. Hij kan de platen immers nuttig toepassen.
Voortgezet gebruik
Soms is een materiaal geen ‘bijproduct’ en is er nog geen ‘einde-afvalstatus’. In dat geval kan sprake zijn van voortgezet gebruik. De grens tussen voortgezet gebruik enerzijds en afval anderzijds luistert heel nauw.
Het onderscheid tussen afval een voortgezet gebruik zit in de intentie van de oorspronkelijke houder. Als iemand het materiaal afstaat, omdat hij er echt vanaf wil, is sneller sprake van een afvalstof. Ook komt voortgezet gebruik voor als materialen voor een ander doel worden ingezet dan waarvoor ze oorspronkelijk bedoeld waren (ander gebruik). Als het materiaal doelbewust wordt doorgegeven om opnieuw te gebruiken, kan voortgezet gebruik aan de orde zijn.
Voorbeelden:
- Als een veehouder bij een bakker oud brood ophaalt en dat gebruikt als veevoer, kan sprake zijn van voortgezet gebruik. Het oorspronkelijke doel (consumptie door mensen) verandert, maar het materiaal krijgt wel direct een nuttige toepassing, zonder dat hier bewerkingshandelingen aan vooraf zijn gegaan. Bovendien is het in dit voorbeeld nooit de intentie geweest van de bakker om het brood als afval weg te gooien.
- De Afdeling oordeelde in de huiskamerinzameling-uitspraak dat kleding die bij inname direct wordt gecontroleerd en waarbij alleen herdraagbare kleding wordt geaccepteerd, geen afvalstof is. De reden: de oorspronkelijke houder had de intentie de kleding een tweede leven te geven via liefdadigheid, en niet om zich ervan te ontdoen.
Bewijslast
Bij discussies over afvalstoffen ligt de bewijslast in de praktijk vaak bij degene die stelt dat er géén sprake is van afval. U zult dus moeten aantonen dat het gebruik zeker, rechtmatig en voldoende hoogwaardig is, bijvoorbeeld met contracten, leveringsbonnen of kwaliteitsrapporten.
Advies?
Binnen onze praktijk in het agrarisch en omgevingsrecht hebben wij regelmatig te maken met vragen over afval, handhaving van een (vermeende) illegale afvalstort. Heb je een vraag? Neem contact op met Tobias van Stelten: tobias.vanstelten@bosselaar.nl / 06-30116182.